Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom, ziet, Ik zal u aan [5]die van het oosten overgeven tot een bezitting, dat zij hun burgen in u zetten, en hun woningen in u stellen, die zullen uw vruchten eten, en die zullen uw melk drinken. 5. Hebreeuws, de kinderen van het oosten. Hierdoor verstaan sommigen de Chaldeen of Babyloniers; maar omdat de Heilige Schrift doorgaans zegt dat de Chaldeen van het noorden zouden komen, zo verstaan het anderen van de oosterse natien, die oostwaarts aan Ammon grensden, als de Arabieren, die zich in tenten onthielden, Kedarenen, enz., hebbende menigte van kemelen en vee, genegen om goede weiden te zoeken, en in de Schriftuur onder die van het oosten gemeenlijk begrepen. Deze [zovelen als er van Nebukadnezar waren overgelaten of overzien] zouden het land der Ammonieten, van de Chaldeen verstoord en de inwoners weggevoerd zijnde, tot gerief voor hun vee hebben ingenomen en bezeten. Zie Gen.29:1; Richt.6:3, en Richt.8:11; Job 1:3; Jes.60:6,7; Jer.49:28,29,31,32, met de aantekening. 6. Of, sloten, paleizen, statelijke gebouwen, prachtige huizen.